- leiding
- {{leiding}}{{/term}}1 [het leiden] guidance ⇒ direction, 〈leger〉 command2 [bestuur] direction ⇒ 〈van een onderneming〉 management, 〈bestuurders ook〉 managers, 〈bestuurders ook〉 (board of) directors, 〈leiders〉 leadership3 [buis, draad] 〈buis binnenshuis〉 pipe; 〈draad binnenshuis〉 wire; 〈dik〉 cable4 [sport] [koppositie] lead♦voorbeelden:1 belast zijn met de leiding van de vergadering • preside over/chair the meetingonder zijn bekwame leiding • under his (cap)able leadershipleiding geven (aan) • direct 〈werkzaamheden〉; lead 〈team〉; manage, run 〈bedrijf〉; govern 〈volk, vereniging〉; preside over/chair 〈vergadering〉iemand de leiding geven • put someone in chargewie heeft er hier de leiding? • who's in charge here?de jeugd heeft meer leiding nodig • young people need more guidanceleiding kunnen geven • have leadership qualitieszelf de leiding nemen • take matters/things into one's own handshet orkest onder leiding van A. • the orchestra conducted by A.2 de leiding heeft hier gefaald • the management is at fault here3 bovengrondse/ondergrondse leiding • aboveground/underground pipes/cables; 〈elektriciteit bovengronds〉 overhead wires, lineelektrische leiding • electric wire/cable; 〈bedrading〉 (electric) wiring; 〈hoofdleiding〉 electricity main(s); 〈voor aanvoer stroom〉 power lineleidingen aanleggen in een huis • 〈elektriciteit〉 wire a house; 〈gas, water〉 install the pipes/piping in a housede leidingen vernieuwen • renew the pipes/piping/ 〈elektriciteit〉wiring4 de leiding nemen • take the leadAjax heeft de leiding met 2 tegen 1 • Ajax leads 2-1
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.